Reisverslag IJsland 2008
Zomer 2007: mijn nicht Hildegard oppert het idee om samen met haar en haar dochters, een reis naar IJsland te gaan maken. Onze verhalen, foto's en films van eerdere trips naar dat eiland hebben haar geïnspireerd. Na even overdenken, zeggen Aimée en ik 'ja' tegen dit plan. We hebben nog één jaar voor de voorbereiding; genoeg tijd voor iedereen om conditie en uitrusting op orde te brengen. Eind juni 2008 is het zover.
Het gezamenlijke avontuur kan beginnen....
      
We zijn met z'n vijven: Hildegard (39), haar twee dochters Zefanja (17) en Naomi (16), en Aimée (35) en ik (39). Aangezien we onze vlucht bij een prijsvechter geboekt hebben, is het even afwachten hoe het op Eindhoven Airport zal gaan. Deze luchthaven is sowieso totaal andere koek als Schiphol. Hier geen 500 gates en rijen incheckbalies, geen talloze winkels en geen Burger King. De enige overeenkomst is de enorme rij voor de incheckbalie. De veiligheidscontrole verloopt goed; nagelvijltjes, drinkflesjes en ander 'wapentuig' zijn veilig opgeborgen in de ingecheckte bagage.
   
'Eenmaal buiten blijkt het tien graden kouder dan in Nederland'   
   
We vliegen stipt op tijd en drie uur later zetten we voet op onrustige IJslandse bodem. Terwijl Aimée, Hildegard en Zefanja de bagage opwachten, haal ik samen met Naomi de sleutels en papieren van de gehuurde Landrover Defender op. Eenmaal buiten blijkt het tien graden kouder dan in Nederland, namelijk zo’n 11 graden Celsius. We maken even wat foto’s van de schade die al aan de auto zit. Later zal dit een belangrijke bijzaak worden, aangezien de autoverhuurder ons een rekening van 900 euro onder de neus schuift voor niet door ons veroorzaakte schade. Een behoorlijk valse noot. Gelukkig heeft Avis zich inmiddels verontschuldigd, maar ik zal daar niet snel meer een auto huren. 
            
Goed, terug naar de trip. De plannen voor deze reis zijn divers, net als IJsland zelf. Het ruige binnenland neemt een prominente plaats in. Aimée en ik zijn al een heel aantal keer in IJsland geweest, maar voor de rest van de groep is het de eerste keer. Dus ook alle  - soms wat toeristische - hoogtepunten willen we bezoeken. Hete badjes, geisers, watervallen, pruttelende zwavel- en modderbronnen, vulkanen, gletsjers, bergen, papegaaiduikers, ruige wegen, en rivierdoorsteken; het zijn allemaal dingen die we willen gaan zien en beleven.  
     
Na vertrek van de luchthaven Keflavik rijden we een stukje, en natuurlijk volgt eerst de gebruikelijke idioterie met een auto die je nog niet kent: ruitenwissers die spontaan gaan zwiepen, spiegels die niet in de juiste stand willen blijven staan, en, als toppunt: na het tanken, start ik de auto en begint het alarm te loeien. Vanzelfsprekend krijg ik het niet uit. Gek is dat, om onduidelijke redenen heb ik altijd ruzie met het alarm. Om te voorkomen dat we de hele vakantie als een Bassie en Adriaan-auto met getoeter en flitsende lichten rondrijden, wil ik natuurlijk dolgraag weten hoe één en ander werkt. Ik moet dus op onderzoek uit en loop fronsend om de auto heen, ondertussen drukkend op alle knopjes van de afstandsbediening. We hebben ook nog de pech dat dit alles net gebeurt als we bij een benzinestation staan, onder een grote overkapping die als een soort klankkast werkt. We zitten nog vlakbij luchthaven Keflavik, en met een beetje geluk kan de autoverhuurder op de luchthaven het alarm nog horen! Ongetwijfeld liggen ze daar schuddend van de lach onder de balie om de zoveelste toerist die zijn alarm niet uit krijgt. 
Na vele minuten en oplopende irritatie krijg ik het alarm eindelijk uit, maar het gaat zoals zo vaak met dit soort dingen: je krijgt het wel voor elkaar, maar je weet niet meer hoe, zodat je de volgende keer weer van voor af aan kan beginnen. Ik zet het alarm de rest van de vakantie dus maar niet meer aan, want ten eerste is dat niet nodig in IJsland en ten tweede natuurlijk omdat ik bang ben dat ik het nooit meer uit zal krijgen.
    
Kennismaking met IJslandse taferelen 
De eerste camping in Garður, waar we met veel windgeflapper onze tentjes opzetten, is gelijk al tamelijk IJslands: er is geen receptie, het kost niets, en het sanitair bestaat uit twee verwarmde (!) toiletten. Waar je in Nederland bij de campingreceptie in drievoud allerlei formulieren staat in te vullen, is het hier gelijk weer zoals ik het graag zie: zonder enige vorm van administratie. Luxe is er trouwens ook: er is warm en koud stromend water. Behalve wij, staat verder niemand. De toiletten zijn zo heerlijk warm vergeleken met buiten, dat het moeilijk is om er niet zeer langdurig met een boek plaats te nemen, en ze zodoende tot een soort mini-huiskamer te promoveren.
    
'Een vreemde gewaarwording,
alsof je boven een pan kokende aardappels zit'
    
Over verwarmde toiletten gesproken, later in de vakantie kwamen we op een camping waar de toiletten met heet water uit de warme IJslandse bodem gespoeld werden. Als je daarop zat, voelde je het onder je dampen! Een vreemde gewaarwording, alsof je boven een pan kokende aardappels zat.

         
> 'Lokad'
Als alles staat, eten we wat, en gaan gelijk maar op pad. Direct maken we kennis met IJsland: al op de eerste avond, we zijn op weg zijn naar een bronnengebiedje, stuiten we op een afgesloten weg. Zomaar ineens midden op de weg, staat er een bord met daarop de tekst 'Lokad', wat  'Gesloten' betekent. Als we even de auto uitstappen en het bord voorbijlopen, zien we echter niets bijzonders. Aangezien in Nederland een dergelijk bord meestal totaal betekenisloos is - meestal is er namelijk niets of iets onbenullig kleins aan de hand - sturen wij er maar gewoon omheen. Iets wat al meer gedaan is getuige de bandensporen. Een paar honderd meter verderop echter, wordt het zicht op de weg ineens versperd door grote stoomwolken. Hm, toch maar even de auto parkeren en weer poolshoogte nemen. Nu blijkt dat ongeveer vijf meter van onze parkeerplaats, de weg helemaal verdwenen is. Omdat die gekookt wordt!
        
Kokende weg 
Er zijn grote gaten in de weg geslagen waarin water en modder hard liggen te sissen, sputteren en koken! Hadden we hier doorheen gereden, dan hadden we gelijk een heel groot probleem gehad. Namelijk: kapotte banden, een verzakte auto die in een modderige kookpot staat, en een stranding in de middle of nowhere. Kortom alle reden om het autoalarm te activeren….  
    
       'We besluiten de IJslandse aanwijzingen serieus te nemen,
wat voor ons Nederlanders niet meevalt'
     
Gelukkig hoeven we niet met beschaamde kaken de verhuurder te bellen om te melden dat we al na vier uur huurtijd de auto kapot hebben gemaakt. Dat zou daar ook als een klap aangekomen zijn denk ik, want ze hadden daar waarschijnlijk net de laatste tranen van het lachen uit hun ogen geveegd, vanwege dat niet te stoppen alarm. Waarschijnlijk hadden ze hun zakdoeken pas net weer opgeborgen.
      
Goed, we lopen een uurtje gefascineerd rond bij het bronnengebied met zijn fumarolen en modderpotten en besluiten hierna de IJslandse aanwijzingen altijd serieus te nemen, wat voor ons als Nederlanders niet meevalt. Het vereist een cultuuromslag. Omdat we thuis al jaren betuttelend worden gewaarschuwd voor niet bestaande gevaren, hebben we de neiging in IJsland alle terechte waarschuwingen schouderophalend voorbij te lopen.  
     
> Koken onder de douche
Een ander iets waarmee we al snel kennis maken, is de harde wind. Op dag twee – in Þingvellir – waait het zo hard dat het koken als volgt verloopt: eerst proberen we bij de tent te koken met behulp van een windscherm. Als het niet lukt om daar water aan de kook te krijgen, verhuizen we naar een omheind kookgedeelte op de camping. Ook dan lukt het nog niet om een pan water aan de kook te krijgen, dus zetten we ook daar windschermen om de branders heen. Dan nóg lukt het niet. De wind weet via allerlei rare bochten en kieren toch nog zodanig de gasvlam-warmte te verwaaien, dat we uiteindelijk in de douche gaan koken. Jawel, de doucheruimte wordt omgetoverd tot keuken.
   
Koken in de douche
Deur dicht, pannetje aardappels onder de douche en dan lukt het eindelijk.
Nog niet eerder in mijn leven heb ik in een douche staan koken.
 
Nog niet eerder in mijn leven, heb ik in een douche staan koken geloof ik. Alhoewel, nu ik er zo over nadenk, bij onze laatste fietsvakantie in Frankrijk heb ik wel meegemaakt dat de douche op de camping kokend heet water gaf, wat niet te reguleren was. Daardoor moest ik douchen door het water op te vangen en dan maar tegen mezelf aan te gooien. Het zag er redelijk belachelijk uit en relaxed douchen na een lange fietsdag is natuurlijk anders. Geheel in lijn met de temperatuur van het water, kwam ook ik destijds kokend (van woede namelijk) onder de douche vandaan.  
    
Badjes 
Een ander fenomeen waar we in onze eerste week mee kennismaken, zijn de onvolprezen, heerlijke IJslandse badjes. Vaak zijn dat natuurlijke badjes met heerlijk warm water van 38 tot 45 graden, waar het heel makkelijk ingaan is, en ongelofelijk moeilijk uitgaan. Het eerste bad dat we bezoeken is de Blue Lagoon, maar dat is eigenlijk een kunstmatig zwembad. Weliswaar vult men hier een bestaande lagune met water dat men diep uit de grond oppompt, maar echt natuurlijk is toch anders. Het is er echter niet minder lekker om. Het water is 36 graden en er staan emmers langs de randen van het zwembad, met witte modder erin, waarvan met klem beweerd wordt dat het erg goed is voor de gezichtshuid. Men wordt via bordjes aangemoedigd deze modder op het gezicht te smeren. Zelf heb ik het heilzame effect niet echt kunnen constateren. Weliswaar hebben wij ons gezicht allemaal flink ingesmeerd met deze witte wondermodder, maar het enige effect dat ik kon bespeuren, was dat we er daarna allemaal bespottelijk uitzagen. Na verloop van tijd gaat de gezichtshuid zodanig trekken, dat je de klei er maar afspoelt in het zwembad. De bodem ligt dan ook vol met deze witte modder.
 
Trouwens, voor een overzicht van allerlei IJslandse badjes, klik hier: 
 
   
> Chinese gekte
Vorig jaar overigens, toen Aimée en ik de Blue Lagoon bezochten, was er een groep Chinezen aanwezig die elkaar van top tot teen insmeerden met de witte modder, waarbij ze luid giebelend gilden, schreeuwden en in het Chinees tegen elkaar kwetterden. Dit leidde al snel tot hevige irritatie bij de rondlopende IJslandse badmeesters. Deels vanwege verstoring van de rustige zoniet serene sfeer die er nu eenmaal heerst in dat hete bad, deels omdat nu elke vijf minuten de emmers met verse modder gevuld moesten worden. Het was nu eenmaal het idee om het gezicht in te smeren, en niet het gehele lichaam. Het duurde dan ook niet lang voordat één van de badmeesters de meute verzocht hier onmiddellijk mee te stoppen. Beschaamd sprongen ze toen allemaal weer het bad in en hielden zich verder gedeisd. Chinezen zijn weliswaar knettergek, maar kennelijk ook zo gehoorzaam als een hond, en zeer gevoelig voor gezag. Dit jaar zwommen er louter Europeanen rond en was de Blue Lagoon een heerlijke rustige eerste kennismaking met IJsland.  
    
> Pionieren in IJslands water
Het tweede badje van de reis waar we onszelf in mochten laten glijden, was al iets natuurlijker: de hotpot van Hveravellir. Dit is een hotpot waar je met een man of tien in kunt. Hij bevat heerlijk warm water, van ongeveer 40 graden, verkregen door heet water uit een nabij gelegen bronnengebied, te mengen met koud water uit een riviertje. Tien jaar geleden – in 1998 – was ik hier voor het eerst. De sfeer in dit gebiedje, dat al echt in het binnenland ligt, was toen wel anders. Doordat het vrij gemakkelijk bereikbaar is, wordt het er almaar drukker.
     
'Fantastisch om zo wakker te worden'
       
In 1998 waren er nog vrij weinig kampeerders in dit gebied. In de hotpot zat ik ’s avonds lekker te keuvelen met twee Zweedse jongens en een Fins meisje dat door IJsland liftte. Je voelde je een soort van pionier die het ruige binnenland aan het verkennen was. Aan dit gevoel zal ook de toen woedende sneeuwstorm (eind juli!) hebben bijgedragen.
Nu was het mooi weer, en zat de hotpot de hele avond vol met bierdrinkende Polen. Dat voelt toch even anders. Maar goed, gelukkig was het bad de volgende morgen weer leeg, zodat we met ons vijven er een heerlijk uurtje in hebben gezeten. Fantastisch om zo wakker te worden: je tent uitstappen de ijzige wind in, naar de hotpot rennen, en dan afdalen in het hete water. Superontspannend! Na het bad blijf je nog een hele tijd lekker warm. Het sauna-effect zeg maar.
      
> Badjes Top Tien
Van alle badjes die we bezocht hebben, in totaal tien, vond ik een badje diep in het binnenland de mooiste. Hier was niet alleen een bad, maar ook een hete waterval, waardoor een natuurlijke douche ontstond. Een wonder van schoonheid.
Waterval douche 
Naomi (r.), Zefanja, en ik genieten van de warme, natuurlijke douche in het binnenland van IJsland. 
          
En ook een wonder van toeval eigenlijk, want de waterval was net niet te hard (waardoor men gelijk zijn nek zou breken als men eronder gaat staan), en ook niet te zacht (waardoor je er onder zou moeten huppelen om water op te vangen). Nee, de natuur vormde hier een perfecte watervaldouche, die ook nog eens precies de juiste temperatuur had. Heerlijk warm tot heet. Je kon er uren onderstaan voor je gevoel. Omdat het zo diep in het binnenland ligt, was het er ook nog eens extreem rustig; behalve wij maakte niemand gebruik van de douche. Mijn tweede plaats in de badjes Top Tien is het badje in Laugafell. Een heerlijke grote hotpot, midden in de prachtige natuur. Het zonnetje scheen erbij, en alles voelde goed. Ook een heel bijzondere ervaring was het bad in de Viti, maar daar kom ik later nog op. 
      
Nog meer onberijdbare wegen 
Om de sfeer van het nog ruige IJslandse binnenland eens te proeven, was het idee ontstaan om vanaf Kerlingarfjöll, een gebergte in het binnenland van IJsland, een jeeptrack zuidwaarts te nemen. In plaats van de gewone binnenlandroute F35, wat een doodordinaire hobbelweg is waar het land mee volligt, leek het mij eens aardig om deze ongenummerde jeeptrack te nemen. Zo’n jeeptrack moet je je als volgt voorstellen: hij wordt niet onderhouden door wie dan ook, hij kan vol liggen met sneeuw, je moet rivieren doorsteken, en soms zal je niet eens zien waar de weg loopt. Dan moet je in de verte turen om te zien of je de weg weer ziet. Verder is de 'weg' bezaaid met kuilen, rotsblokken, lavavelden en andere barrières. Kortom een weg waar een enthousiaste 4x4 rijder veel plezier aan kan beleven.
     
 > Icelandic Road Administration
Om iets te weten te komen over dit weggetje, belde ik ’s ochtends toch maar even met de Icelandic Road Administration, te alwaar ik een behulpzame en allervriendelijkste dame te spreken kreeg. Wat voor auto wij reden? Ik vertelde haar dat we in een Landrover Defender rond toerden. Dat was een sterke auto dacht ze, dus het zou wel moeten kunnen. Zelf had ze de weg vorig jaar één keer gereden en hij was "quite tempting” volgens haar, nogal uitdagend dus. Hoeveel waarde we moesten hechten aan deze mededeling was niet helemaal duidelijk, want wat vorig jaar quite tempting was, kan nu natuurlijk tamelijk makkelijk zijn, en omgekeerd, want zo gaat dat in IJsland: alles is er letterlijk in beweging, van dag tot dag, week tot week en zeker van jaar tot jaar. Ik sprak laatst iemand die een bepaalde rivierdoorsteek had gedaan, die wij ook gedaan hebben. De ene week reed hij er zo doorheen, een week later bleek de rivier een onneembare hindernis. De zaken die vooral invloed hebben zijn de zon en harde regen. De zon omdat het veelal gletsjerrivieren zijn, en in de zon smelt de gletsjer harder. Met name aan het einde van de dag staat de rivier dan hoog. Maar ook direct na een harde regenbui kan de rivier flink stijgen.
   
Maar goed. Het gesprek met de mevrouw gaf me alles bij elkaar toch het gevoel dat de weg wel te doen was. (Na terugkomst in Nederland begreep ik van de schrijver van de Dominicus-reisgids IJsland, dat je niet al te serieus moet nemen wat IJslanders over een bepaalde weg zeggen. Ze vinden het al gauw berijdbaar, ook als dat niet zo is. Vanzelfsprekend wist ik dat op dat moment nog niet.)
    
> 'Stuck in the mud'
Goed, het telefoontje gaf voldoende moed, wij op pad. Zo’n driehonderd meter na het begin van het jeepspoor volgde een bocht naar links, waarna de weg eigenlijk verdween. Hij liep uiteen in een aantal modderige sporen. De vraag was welk modderspoor we moesten nemen. De moddersporen waren eigenlijk diepe moddergeulen, bandensporen van 20 tot 30 centimeter diep, half volstaand met water. Aimée ging even de auto uit om poolshoogte te nemen en de te nemen route uit te zetten. Nadat ik het door haar aanbevolen spoor was ingereden, liep de auto echter al snel vast. Geen nood, we hadden immers lage giering? En differential lock? Helaas, deze prachtige opties in de Landrover werken niet als je eenmaal bent vastgegrepen door het modderbad. Sterker nog: ze verergeren de zaak. Je brengt via het gaspedaal een geweldige kracht over op de wielen, dat wel. Maar het enige resultaat is dat ze zichzelf steeds verder ingraven, tot je ze bijna niet meer ziet. Een ander resultaat is dat je hele auto in een modderschuit verandert en je niets meer ziet door de ramen. En dan sta je muurvast, met al je pk's.
Gestrand op jeeptrack 
Als een hulpeloze wandelaar die tot zijn middel in het drijfzand is weggezakt,
en geen kant meer op kan.
     
Dan wordt de Landrover ineens een ongelofelijk lomp en onhandelbaar ding, dat je als mens nooit meer kunt verlossen van zijn modderbad.  
  
'En dan sta je muurvast, met al je pk’s'
      
Het was tijd om de wegenwacht te bellen. Maar ja, we waren in IJsland, dus er was geen bereik met de mobiele telefoon en uh, welke wegenwacht? Na enig overleg besloten we dat Aimée en Hildegard weer terug naar de camping zouden lopen om hulp te halen. Gelukkig zaten we daar nog niet al te ver vandaan. Na zich bij de receptie door de te verwachten verwijten heengeslagen te hebben (“Oh no, not again! Hoe kun je dan ook die weg nemen? Nou jullie Road Administration zei anders dat het wel kon! Oh….) zou de dame bij de receptie wel even bellen. Helaas deed ook haar mobieltje het niet, zodat er een heuse radio-oproep volgde voor de heren van de SAR (Search And Rescue).
    
Deze kerels vonden het allemaal wel meevallen geloof ik. Het was een team van drie heren, bestaande uit twee jongens en een man van middelbare leeftijd. Vooral de blonde jongeman mocht zich in een ruime belangstelling van de jongedames verheugen. En ook in die van mij trouwens, want hij stelde zich op als contactpersoon.
Redders in nood 
Onze redders in nood verschenen drie kwartier later ten tonele.
Met twee grote jeeps, allerlei gereedschap en een prima humeur.
   
Enfin, met behulp van een lier zijn we er na een minuut of twintig uitgetrokken. Al met al ging dat vrij makkelijk. Wel moest ik nog een formuliertje ondertekenen dat eventueel aangerichte schade voor mijn rekening zou komen. Toen ik zei dat ik uit Nederland kwam, kreeg ik het Duitstalige formulier onder de neus geschoven. Ik zag geen schade, en heb dat dus maar ondertekend. Ik dacht: ik kan later altijd nog zeggen dat ik het formulier niet begrepen heb, omdat ik überhaupt maar één woord Duits spreek.
De rest van de track (80 kilometer) hebben we maar laten zitten. Die doen we nog wel eens, misschien met de fiets of zo, die heeft als grote voordeel dat je hem er zelf uit kunt trekken.  
    

Rivierdoorsteken 
Een IJslands spreekwoord luidt: “Liever een droge angsthaas, dan een natte held.” Dit is echt een bestaand spreekwoord en slaat expliciet op het doorsteken van rivieren, zowel per auto, als per fiets of te voet. Rivieren zijn een verhaal apart. In Nederland ligt er altijd een bruggetje overheen, hoe minuscuul het stroompje ook is. Soms is er zelfs geen stroompje, maar toch een brug. Voor de zekerheid.
     
'Het meest verstandig is
om de stoute schoenen aan te trekken'
    
 In IJsland werkt dit anders. Over de lastige rivieren leggen ze een één-baans brug (“Einbreid Bru” in het IJslands), en voor de rest zoek je het maar uit. Met een gewone auto kom je niet ver door een rivier. Je hebt 4-wiel aandrijving nodig. Je kunt op goed geluk een rivier inrijden en kijken waar je strandt, maar dat is onverstandig. Er vallen elk jaar doden bij, ook onder toeristen. In het gunstigste geval krijg je water in de luchtinlaat van je motor, en wordt de rest van de vakantie een hele dure wandelvakantie. Want verzekeringen dekken nooit de schade die ontstaat bij rivierdoorsteken, hoe duur en compleet je verzekering ook is. Zo slim zijn die jongens wel. Het meest verstandig is om de stoute schoenen aan te trekken, of juist uit, en te voet de rivierdoorsteek te verkennen.
      
Je moet namelijk twee dingen weten:
1. Hoe diep is de rivier? 
2. Welke route moet ik nemen?
    
Recht door het midden is niet altijd de beste route. Deze verkennende taak nam Aimée op zich, soms geassisteerd door Naomi. Doordat we dat vrij consequent deden, is alles goed gegaan, en zijn we alle rivieren veilig doorgekomen.
     
> Gevaarlijke nonchalance
Ik had namelijk geleerd van 2006, toen Aimée en ik op een dag na de 15e rivierdoorsteek nonchalant werden. Bij nummer 16 keken we elkaar verveeld aan en besloten, zonder zelfs maar uit te stappen, vol gas te geven er het erop te wagen. Het ging net goed, maar het scheelde niet veel of de auto was tot boven de motorkap onder water verdwenen, waardoor ‘ie in een gemotoriseerd vlot zou zijn veranderd. Sindsdien ben ik voorzichtiger. 2008 was wat dat betreft een makkelijk jaar; alle rivieren stonden opmerkelijk laag. Dit scheen te komen door het uiterst droge voorjaar, heb ik me laten vertellen.  Dat correspondeerde dan weer niet met het feit dat de jeeptrack waarin wij wegzakte juist enorm nat en modderig was. Maar goed, dat kan ook gekomen zijn door smeltende sneeuw. Al met al waren de doorsteken voor mij een makkie door de extreem lage waterstanden. 
 
    
Zwemmen in de hel 
In het binnenland van IJsland kun je op een afgelegen plaats zwemmen in een vulkaankrater die Viti heet, wat 'De Hel' betekent. In 1875 is hier, bij Askja, een geweldige vulkaanuitbarsting geweest, die tot ver in Europa schade heeft aangericht. Inmiddels is de rust weergekeerd, en omdat iedereen natuurlijk wel eens in de hel wil zwemmen, zijn ook wij daar naar toe getogen.
  
Zwemmen in de viti
 Uitzicht van boven op de kraterrand; 70 meter lager zie je zwemmers in het warme zwavelwater.
           
Om er te komen, is wel enige inspanning vereist. Je moet eerst drie kwartier lopen over steenslag en sneeuwvelden, en dan 70 meter naar beneden glibberen over een modderig kleipaadje de krater in. Beneden kun je je dan uitkleden en dan eindelijk het kratermeertje inlopen, wat een gekke gewaarwording is. Het water is melkachtig groen, wel lekker warm, zo’n 30 graden, en de bodem bestaat uit zachte, hete modder. Soms zak je weg. Hoe dieper je wegzakt, hoe heter de modder wordt: dan trek je gauw je voet weer op en ga je ergens anders staan. Beter nog is om gewoon zo snel mogelijk een zwemmende houding aan te nemen. De damp die van het meer afslaat, maakt de hele omgeving nog wat geheimzinniger dan het al is.
     
 'Soms zak je weg
en wordt de modder steeds heter onder je voeten'
      
Toen we eenmaal in de krater lagen, (het afdalen in de krater was een fluitje van een cent) begon het stevig te regenen. “Ach dat houdt zo wel weer op,” riep iemand optimistisch. Helaas, het hield niet op maar werd steeds erger. Gek genoeg lijkt water van 30 graden heel warm, maar krijg je het – als je maar lang genoeg in het water blijft – toch koud en wil je er uit. We rekten het zwemmen zo lang mogelijk, dreven op onze ruggen in de mistflarden door het groene water en luisterden naar de druppels die in het water vielen. Maar uiteindelijk moesten we er toch een keer uit.      
Iedereen droogde zich – voor zover mogelijk in de inmiddels stromende regen – af, en kleedde zich aan. Ik was als eerste klaar omdat ik als man natuurlijk altijd tien minuten eerder klaar ben met aan en uitkleden dan de dames, waarom weet ik ook niet, want ik hoef niet meer of minder aan te trekken dan de rest. Omdat ik niets anders te doen had, ging ik alvast poolshoogte nemen bij de weg terug. Al snel had ik in de gaten dat omhoog glibberen over een steil pad, aanmerkelijk moeilijker is dan omlaag glibberen. Gelukkig lag er naast het modderige pad nog een beekbedding, en daarin kon ik toch vrij snel omhoog klimmen.
    
> Glibberhelling
Echter, eenmaal boven op de kraterrand, was je er nog niet zo bleek. Je moest om de Viti echt te verlaten, via een vrij steile helling verder omhoog, naar een plateau. En deze laatste helling was bijna ondoenlijk. Op de heenweg nog een peulenschil, nu een bijna onneembare, spekgladde hindernis. Met  veel moeite en een paar keer wegglijdend kwam ik na een tijdje toch boven. Het enge was wel zag ik, dat als je naar beneden zou glijden, je steeds meer vaart zou krijgen, om uiteindelijk met een smak de Viti-krater in gelanceerd te worden. Ik wil niet zeggen dat je dan gelijk dood zou zijn, maar een val van 70 meter langs de rotsblokken leek me wel genoeg om al je ledematen te breken. 
Aangezien ik niet al te dik gekleed was, was mijn oorspronkelijke plan om direct na mijn klimpartij de krater uit, naar de auto te joggen door de sneeuwvelden. Maar eenmaal boven, realiseerde ik me dat de rest wel eens heel grote moeite zou kunnen hebben om deze glibberhelling op te raken. Daarom besloot ik af te wachten tot zij er ook waren. Dat wachten was niet bepaald een prettig rustig afwachten, want ik was slechts gekleed in een dun thermo-shirtje waar de wind dwars doorheen blies, en een trainingsbroek. Enfin, tien minuten later (mijn gevoelstemperatuur in de ziedende wind en regen was inmiddels gedaald tot min 140) zag ik wat koppies verschijnen op de kraterrand. Maar ja, nu moesten ze allemaal nog de laatste spiegelgladde modderhelling op, waar ik bovenaan stond te wachten. 
  
> Als een hond
Eerst probeerde Zefanja naar boven te klimmen. Dat lukte niet erg, en ze besloot om op handen en voeten als een hond naar boven te gaan, wat op zich best redelijk ging. Ze gleed niet al te vaak en ver terug en een tijdje later was ze boven. Ik moest wel twee keer kijken of het Zefanja werkelijk was; ze was veranderd in een soort kleipop. Waarschijnlijk was ze ook vier kilo zwaarder door de modder die aan haar gezicht, handen, knieën, kleding en schoenen hing. Maar een mens kan veel als ‘ie de hel uitwil, dat blijkt. Vergeet ook niet dat het keihard regende en waaide, wat ook vrij stimulerend is om voort te maken.
     
 > Alsof ik gezweefd had...
Daarna volgde Naomi, die een belangrijk nadeel had, namelijk het feit dat ze in haar rechterhand nog een plastic tas met droge kleren van haarzelf, Zefanja en Hildegard moest meevoeren. Ze moest dus klimmen met één hand en zorgen dat ze de tas met kleren niet verloor. Dat lukte maar zeer matig. Omdat ik in gedachten Naomi  (weliswaar in bezit van schone kleding) al naar beneden zag donderen, ben ik toen weer een stuk afgedaald, aldus mijn kostbaar verworven moddermeters weer prijsgevend. Ik heb de tas van haar overgenomen, en ben als een haas weer naar boven geklommen. Ik dacht als ik het nou maar heel snel doe dan lijkt het net of het nooit gebeurd is, en heeft de berg niet door dat ik hem in het ootje neem. Een hele dwaze onrealistische gedachte, maar toch stond ik snel weer veilig boven, alsof ik gezweefd had. Nadat Naomi verlost was van haar tas, ging het klimmen haar een stuk makkelijker af en enige tijd later stonden we met zijn drietjes boven.  
   
 > "Ooooh daar ga ik..."
Alleen Hildegard en Aimée stonden nu nog onderaan de helling. Aimée vrij relaxed, met een wandelstok als extra zekering tegen het terugglijden, en Hildegard stond voor haar. Ook Hildegard begon met haar klim, wat mislukte. Ze gleed terug, haar ene voet voor haar andere gefixeerd, begon ze aan de achterwaartse glijpartij naar beneden, ondertussen uitroepend “Ooooh daar ga ik!!” Ze ging echter niet, want Aimée ving haar op. Een soort “Ga terug naar Start, u ontvangt geen salaris”. Enfin, weer terug bij af dus, maar na nog wat pogingen was Hildegard uiteindelijk ook boven, ook veranderd in een modderpop.
     
 'Doorzetten en blijven proberen zou mijn devies zijn'
     
Aimée wist zich daarna  opmerkelijk snel als laatste naar boven te werken. We hebben Hildegards uitroep later in de vakantie nog een paar keer pesterig geciteerd, dat mag duidelijk zijn. “Ooooh daar ga ik!” Er was volgens haar geen sprake van paniek, maar van overgave en berusting. Paniek zou gepaard zijn gegaan met schoppen en tegenstribbelen volgens haar, maar hier was naar haar mening sprake van een kalm en sereen naar beneden glijden, op weg naar de bodem van de krater, de hel tegemoet. Van bovenaf bekeken echter, kwam het op ons toch allemaal redelijk paniekerig over. Zo zie je maar:
- wat iets lijkt, hangt af van waar vandaan je kijkt, en:
- als je eenmaal in de hel dreigt te belanden, is het niet eenvoudig er weer uit te komen, maar het kan wel. Doorzetten en blijven proberen zou mijn devies zijn.
            
Achteraf jammer dat ik dit gebeuren niet op de film heb vastgelegd, maar ik kan iedereen verzekeren dat de sfeer tijdens deze glijpartij er niet één was van “hé jongens lachen dit, je vergeet toch niet je camera aan te zetten?” Nee, de sfeer was eigenlijk ronduit angstig, en dat was ook helemaal niet gek. Gelukkig liep het allemaal goed af, en iedereen is gezond weer bovengekomen, een bijzondere ervaring rijker.  
    
IJsland, tot slot 
De vakantie bestond natuurlijk niet louter uit doldwaze avonturen.
We hadden een druk programma, met:
      
* mooie autoritjes
* de onvergetelijke geiser
* prachtige watervallen,
* een indrukwekkende gletsjertocht annex beklimming van het Kverkfjöll-gebergte
* de beklimming van de Hekla, IJslands hoogste vulkaan (voor het laatst uitgebarsten in 2000)
     
en tal van andere belevenissen, zoals een wandeling over een half verdwenen bergpad in Kerlingarfjöll, waarbij er steeds diepere rivieren doorwaad moesten worden.
      
> Genieten van doodse stilte  
De IJslandse natuur was soms prachtig, daar waren we het wel over eens, en bij het wildkamperen ervaar je stilte om je heen die je in Nederland onmogelijk kunt ervaren. Als je op de juiste plekken bent in IJsland, en de moeite neemt om even ergens op een rots te gaan zitten en je mond te houden, dan kun je minuten lang genieten van de doodse stilte. Soms hoor je een vogeltje in de verte, maar dat is het dan. Op een gegeven moment hoor je eigenlijk alleen je eigen oren nog suizen en je hart kloppen. Zo stil is het er. Ik vind dat soort momenten echt uniek. De natuur hoeft niet altijd spectaculair te zijn. Gewoonweg het ontbreken van menselijke gebouwen en geluiden, is al genoeg om de aarde op een heel andere manier te beleven.
 
> Warmt IJsland op? 
Al met al hebben we het getroffen met het weer. We hebben wel wat winderige dagen gehad, en een paar keer een regenbuitje, maar ik weet uit ervaring dat het vele malen erger kan, zowel de wind als de regen. Het aantal dagen met een stralende zon was ook niet overweldigend groot, al hebben we een keer een middag in een plaatselijk zwembad doorgebracht. Het was toen zo’n 23 graden, en er werd buiten gezonnebaad, in badkleding, op ligstoelen. Ook dat kan in IJsland! Verder was het vrij wisselvallig, soms ineens mistig, dan weer een stralende zon, soms uit het niets aankomende stormachtige wind, gevolgd door vredige windstilte. Wat me het meest opviel aan het weer was dat het relatief warm was. Het was echt aanmerkelijk warmer dan in 2006 en 2007, om van 1998 nog maar te zwijgen, toen ik zelfs een sneeuwpop heb gebouwd met verse sneeuw, op 23 juli. Met kamperen geldt natuurlijk hoe warmer hoe beter. Kou kan pijn doen. Zou IJsland opwarmen?  
      
> Paardrijden
Zefanja heeft nog paardgereden. Paardrijden is iets wat je in IJsland veel ziet. Op een dag gaf Zefanja aan dat ze best graag eens een stukje zou gaan rijden. Vervolgens ging het zoals vaak met dat soort dingen. Zolang je nog niet hebt besloten te gaan paardrijden, rijd je talloze paardenverhuurders langs, en zie je overal paarden. Maar nu eenmaal besloten was om dit ook te gaan doen, zat alles tegen. De ene paardenverhuurder had net al zijn paarden verhuurd voor een week, een ander beweerde nooit iets met paardenverhuur te maken hebben gehad, ondanks dat hij in de Lonely Planet reisgids genoemd werd als een heel bekende verhuurder.
    
'Het eerste paard beet gelijk in haar hand'
      
Een vreemde zaak. Leed de man aan Korsakov? Of wat? Ook hebben we een manege bezocht waar weliswaar talloze paarden ronddrentelden, maar geen enkel mens, zodat het op een paard springen en wegrijden mogelijk als diefstal zou worden beschouwd.  Het eerste paard waar Zefanja uiteindelijk mee kennismaakte, beet gelijk in haar hand. Ze liet zich hierdoor niet uit het veld slaan, en is toch een middag gaan paardrijden, uiteraard wel op een ander paard dan dit sikkeneurige exemplaar. Uiteindelijk is het dus gelukt, na een fiks aantal pogingen, waarbij we zelfs voor de deur van een VVV hebben gestaan die elke middag dicht bleek volgens het openingstijdenbordje. Dat was een prachtig tafereel: het was er een komen en gaan van teleurgestelde toeristen, die gefrustreerd aan de deur stonden te rammelen. Tja, zoveel VVV's heb je niet in IJsland, dus de frustratie was begrijpelijk. Een VVV, die elke middag dicht is; het leek mij zoiets als een snackbar die sluit rond etenstijd. IJsland blijft een heerlijk land.
        
> Wat we allemaal niet deden
We hebben ook veel niet gedaan. Zo hebben we bijvoorbeeld niet de IJslandse specialiteit "haai" geproefd, wat niet als een groot gemis kan worden aangemerkt als ik op de geur van dit produkt moet afgaan. Wat we wel weer hebben gedaan, is papegaaiduiker eten. Toen ik de schattige vogeltjes later weer in levende lijve zag, was het moeilijk voor te stellen dat er een soortgenoot onttakeld op mijn bord had gelegen. Ik zie ze dan toch liever vliegend, al heeft dit niet alleen met dierenliefde te maken, maar ook met de smaak van papegaaiduiker. 
De Westfjorden hebben we letterlijk links laten liggen, dat zou weer een extra vakantie vergen om die te bekijken. Er is in IJsland nog heel veel meer te zien en te beleven, maar toch was deze route een mooie eerste indruk, met heel veel van de bekende trekpleisters.  
    
Ach, een mens moet wat te wensen overhouden. 
   
Gijs 
Augustus 2008