
Reisverslag Frankrijk 2008 |
![]() |
![]() |
![]() |
In het voorjaar van 2008 hebben Aimée en ik de 'Groene Route naar de Middellandse Zee' gefietst. Om te beginnen, zijn we met een gehuurde auto -met daarin de fietsen- naar Avignon gereden. Daar hebben we de auto ingeleverd. Vanuit Avignon zijn we eerst naar de Middellandse zeekust gefietst. Vanaf de kust, St. Maries de la Mer om precies te zijn, zijn we in vier weken teruggefietst naar Maastricht.
Een natte start
Na een nacht in Maastricht reizen we zondag 20 april 2008 af. Om 5:20u rijden we door de nog verlaten Maastrichtse straten richting Avignon,
Vlak voor Avignon staat er in lichtbakken boven de snelweg: 'vent violent'. Dat voel ik ook wel. De auto, toch een stevige Astra stationwagon, schudt soms heen en weer door de wind. Afgezien daarvan gaat het verder lekker, en om drie uur in de middag komen we aan in Avignon ('stad der pausen'). We zoeken en vinden autoverhuurder Hertz, en gaan het kantoortje binnen om de autosleutels in te leveren.
'Totaal verzopen komen we aan op een camping'
Verrassing één: de dame achter de balie spreekt Engels! Helaas, het is een vrijwel onverstaanbare variant, een dialect dat ik niet beheers, zodat ik na drie zinnen vraag of we niet in het Frans kunnen verder praten. Tweede verrassing: du moment dat wij de veilige auto verlaten, begint het te regenen! Alsof we niet welkom zijn, alsof de weergoden het hebben afgesproken. We laden de tassen op de fietsen en beginnen aan onze eerste
Het weer is zo belabberd dat de camping-eigenaar ons zelfs zijn excuses begint aan te bieden voor het weer. 'Nee, normaal is het nóóóóit zo.' Heel fijn. We zetten de tent op in de regen, die nu meer het karakter van een waterval krijgt. Het stukje gras waar we staan, verandert door onze voetstappen zienderogen in een modderbad. Na twintig minuten staat de tent, en zit alles, de tent, alle fietstassen, onze schoenen en onze kleren, onder de kluiten modder. We zijn zeiknat. Welkom in Frankrijk!
In de tent maak ik wat te eten en al om acht uur val ik in slaap. Half acht de volgende morgen schrik ik wakker. Het wonder is geschied: de zon schijnt. We strompelen de tent uit en dan kan de grote schoonmaak beginnen. Alles drogen in de zon, modder verwijderen en dingen schoonborstelen. Een nogal verpletterende entree.
Avignon
Avignon bestaat deels uit goed geconserveerde historische bouwwerken, en deels uit verpauperde troep. Het is er vooral ook erg druk met toeristen. Midden in de stad bevindt zich de Pont d'Avignon, een brug die aan één zijde van de Rhône begint, en na ongeveer 75% van de oversteek weer ophoudt, waardoor hij als brug niet bijzonder bruikbaar is. Gek genoeg is het wel enorm druk op de brug. Met toeristen natuurlijk.
Vlak achter het historische centrum ligt een totaal verpauperde banlieu waar je blij mag zijn als je er zonder messteken of berovingen doorheen weet te fietsen. Er zijn collega-fietsers beroofd en bedreigd en wij rijden er dan ook met een zo wijd mogelijke boog omheen. Niet te wijd, anders kom je weer in de volgende banlieu terecht. Ja, 't is even opletten in het begin.
Over de route en de fietscollega's
'Het gekke is dat ze allemaal ongelofelijke haast hebben'
De route heet 'de Groene Route'. En groen is ie zeker. Hij leidt slechts door een paar steden, en voor de rest is het natuur wat de klok slaat. Je doorkruist heel veel kleine dorpjes en heel veel heuvels vol bossen en beekjes. Vaak fietsten we langs velden met gele koolzaadbloemen, landbouwgewassen of weilanden vol witte koeien. Het was zeer agrarisch allemaal. Het landschap was zeer lieflijk, maar soms ook wat doods en stil en de dorpjes waren ouderwets: de dorpspomp bestond er vaak nog en de kerkklokken sloegen loom de halve en de hele uren. Het straatbeeld werd vaak bepaald door oude, gekromde mensen. Er reden ook veel tractoren rond. Ook de talrijke kippen die rond de huizen scharrelden, maakten de gedachte compleet, dat je soms door een 17e eeuws schilderij leek te fietsen.
Toch oogde het ook vaak welvarend en schoon. Met name de streek rond Lyon vond ik in één woord prachtig. Daar fietsten we op Hemelvaartsdag, dat was één van de mooiste dagen uit de reis. Wat een prachtige, lieflijke streek was dat, met zijn golvende heuvels, bespikkeld met dorpjes en welvarende boerderijen. En die heerlijke rust op de weg, zelfs op feestdagen. Het zonnige weer deed de rest. Hier op Hemelvaartdag geen ellenlange files en drukte, gelukkig. Een verademing om met minder mensen op een kluit te wonen.
Het verkeer
'Fransen rijden als gekken,' zeiden vakantiegangers vroeger. Na vier weken fietsen door Frankrijk mogen wij ons eigen oordeel hebben en dat luidt dat het eigenlijk erg meevalt. De meeste Fransen rijden uitermate netjes, coulant en met begrip voor de fietser. Vooral vrachtwagenchauffeurs zijn - geen enkele uitgezonderd - een verademing. We hebben ze meegemaakt die minuten achter ons bleven hangen zonder te duwen of te toeteren, alleen omdat ze anders vonden dat ze ons te dicht naderden bij het inhalen. Echt, niets dan lof voor de Franse vrachtwagenchauffeur. Netjes en met een bijna overdreven wijde boog om je heen, nooit agressief. De overige weggebruikers gedragen zich meestal ook vriendelijk, een enkele toeteraar of ongeduldige drammer daargelaten.
Natuurlijk moet je altijd blijven opletten. Tweemaal zijn we bijna omver gereden, tweemaal door een vrouw. De eerste stoof achterwaarts uit een uitrit. Ze miste ons op een haar na. Toen ik in gepast Nederlands met bijbehorende toonzetting reageerde, begon ze zenuwachtig te giechelen en scheurde gauw weg, zonder een woord van excuus. Au revoir madame! De tweede dame stoof vooruit uit een uitrit. Ze had het zo druk met babbelen met de vrouw naast zich, dat ze mij helemaal niet zag. Aimée schreeuwde nog: kijk uit! naar mij omdat ik voorop reed, maar ik had het allang gezien. Louter doordat ik volledig stopte, bleef ook hier de klap uit en de dames scheurden gezellig keuvelend verder, nadat ze mij in het voorbijgaan een paar seconden heel verbaasd hadden aangestaard. 'Waar komt toch ineens die fietser vandaan, één centimeter naast onze auto?' stond er op hun gezichten te lezen.
'In het zuiden van Frankrijk zijn de honden lui'
Per saldo echter hadden we meer last van de ongelofelijke herrie van grasmaaiers en van blaffende honden, dan van het verkeer. 'Chien mechant' (valse hond). Dat bordje heb ik ongeveer 500.000 keer gezien onderweg. Soms bleek het erf waar het bordje bij stond, dan inderdaad voorzien van een bloeddorstig monster, maar vaker van helemaal niks, zodat het mij lijkt dat er meestal louter ter afschrikking een bordje hing. In het zuiden van Frankrijk zijn de honden lui en liggen meestal te suffen in de zon. Ze kijken niet op of om als je langsfietst. Eenmaal hebben we er twee achter ons aangehad, wat onprettig was. Gelukkig fietsten we ze eruit, omdat ze een enorm erf moesten overbruggen en wij de wind in de rug hadden.
Campings Campings zijn er in soorten en maten. Sommigen zijn een oase van rust met fluitende vogeltjes, propere toiletten en mooie natuur. Helaas is dat niet overal zo. Vies sanitair, a-sociale kampeerders, harde muziek, verkeersherrie, grasmaaiers, gesloten zwembaden; het is maar een greep uit de zaken die je moet kunnen verdragen.
'Mobiel bellen verboden, behalve in je tent'
De meest bijzondere camping waar we neerstreken was de 'Ecolonie' in Noord Frankrijk. Dit bleek een door een Nederlandse vrouw gerunde camping te zijn, waar alles ecologisch was. Voor zover ik kon nagaan hield dit het volgende in: verplicht gebruik van biologisch toiletpapier, biologisch badschuim en biologisch afwasmiddel, en een toiletgang die plaats diende te vinden op een compost-toilet. Voor degenen die dat te vies vonden (wij onder andere, en verder voor zover ik kon nagaan ook alle andere campinggasten) was er ook nog een gewoon ouderwets doorspoeltoilet. Gek genoeg ging iedereen daar, zodat zich voor de deur van dat toilet voortdurend rijen vormden.
Mobiel bellen was verboden op de camping, tenzij je in je eigen tent was. Roken trouwens ook. Er was een campingwinkel, met louter biologische produkten. De prijzen waren ongeveer vier maal zo hoog als normaal (pot honing: euro 9,90; ik had ineens niet meer zo'n trek in honing), maar het zag er allemaal erg smakelijk uit. Vlees en vis waren er in de ban, er lagen louter vegetarische produkten in de campingwinkel. Je merkte verder dat het er Nederlands aan toeging op de camping: bij ieder willekeurig object op het terrein hing een briefje met in het Nederlands gestelde instructies vol ge- en verboden. Dit mocht wel, dat weer niet. Gij zult dit en gij zult dat. Er kwam geen einde aan.
Dit klinkt nu misschien hier en daar wat negatief allemaal, maar zo bedoel ik het beslist niet. Als je de vele geboden negeerde, en dat deed iedereen uiteraard want het was een kolonie van voornamelijk Nederlanders, was dit verreweg de fijnste camping die we gehad hebben. De natuur was er werkelijk prachtig, de eerste buurman stond
Ik heb één maaltijd bereid met produkten uit de ecologische winkel. Uiteraard zonder vlees of vis dus, en dat kan een fietser nu juist heel goed gebruiken. Maar soit, wat er niet is, is er niet. En het werd een van de lekkerste maaltijden die ik in de hele vakantie bereid heb.
Ook het zelfgemaakte ijs uit de winkel was verrukkelijk. Een kassier hadden ze niet; je mocht in de winkel pakken wat je wilde en werd geacht het geld in de kassa te stoppen. Heerlijk systeem, gebaseerd op vertrouwen. Op de Ecolonie heb ik het zowel enorm naar mijn zin gehad, als mijn ogen uitgekeken. Op weg naar de douches bijvoorbeeld, passeerden we eerst onze buurman, een draad van ongeveer
'We zijn er na twee dagen met pijn in ons hart weggefietst'
Er liepen sowieso veel vrouwen rond op het terrein. Wat me opviel, was dat de bh definitief was uitgebannen: alles hupste vrolijk heen en weer in ecologische bloemenjurkjes. Toen ik eens bij het badhuis op Aimée zat te wachten in het zonnetje, met mijn ogen dicht, 's ochtends vroeg om 8 uur, liep er zo'n bh-loze vrouw langs. Ze stopte even, keek me aan en zei: 'Zo, nog even verder aan het dromen?' om vervolgens zonder antwoord af te wachten raadselachtig lachend door te lopen, op sandalen, ongetwijfeld op weg naar één van de workshops macrameeën of boetseren, die er, ik verzin het niet, gegeven werden. Het wemelde dus van dat soort vrouwen, maar er liep bijvoorbeeld ook een man uit Den Haag rond, een onvervalste hippie met lang haar, die praatte als Koos Koets. Hij was zeer geïnteresseerd in onze fietsen en zei voortdurend dingen als: 'Te gekke fietsen man, te gekke fietsen.' Soms kwam ik hem tegen, op weg naar de wc, en dan knipoogde hij naar me en zei het weer: 'Te gekke fietsen man, echt te gek.'
Na twee dagen zijn we met pijn in ons hart weggefietst bij de Ecolonie, alle onopgemaakte meisjes en jongens met baarden achterlatend.
Je kan mij veel vertellen, maar de ecologische mens probeert in elk geval in harmonie met de natuur te leven, doodt geen dieren en is niemand tot last. Oké, het zijn wat vreemde vogels, dat wel. Maar wat zegt het over ons, dat we ons in die hippiesfeer, in de prachtige natuur, met vage vegetarische types, zo heerlijk op ons gemak voelden? Het leek wel of we mijlenver verwijderd waren van de echte wereld en het voelde lekker. Ik had er best langer willen blijven, al zou ik een ossehaasje op zijn tijd wel gaan missen, dat zeker. Toch, ik kan het iedereen aanraden: www.ecolonie.org.
Frankrijk en de Fransen 'Frankrijk is een mooi land, alleen jammer dat er zoveel Fransen wonen.' Een veelgehoorde uitspraak op Nederlandse verjaardagsfeestjes. Klopt deze uitspraak? Het eerste deel wat ons betreft zeker. Frankrijk is een mooi land. Er is ruimte, prachtige natuur, en er zijn lieflijke dorpjes. De steden zijn vol cultuur en sfeer. Wij vonden Frankrijk inderdaad mooi. Hebben wij het in ons hart gesloten? Daar kom ik later op.
'Maar ook afdalen is zwaartekracht'
Het fietsen in Frankrijk viel niet altijd mee. Er is geen meter vlak. Verder hebben we zowel de 'Vent du Midi' (zuidwestenwind) als de 'Mistral' (noordenwind) tegen gehad. De eerste toen we van Avignon naar St. Maries de
'Een soort conservatisme dat het mijne niet is'
En dan de Fransen zelf. En hun taal. Ach, de vooroordelen hierover kloppen wel. Fransen zien het Frans kennelijk als wereldtaal, wat het duidelijk niet is. Het wordt volgens mij alleen in Frankrijk, Wallonië, een paar straten in Zwitserland en Luxemburg en een paar bananenrepublieken in Afrika gesproken. In Luxemburg gaat het zelfs eigenlijk beter met Duits, of zelfs Nederlands. Engels wordt door Fransen natuurlijk niet gesproken, op een handjevol mensen na. Het is een soort conservatisme / nationalisme dat het mijne niet is, ik vind het ergerlijk. Ach, en zo zijn er best wat negatieve opmerkingen te maken over de Fransen. Maar ik vond ze doorgaans best vriendelijk, zij het wat afstandelijk. En hun vriendelijkheid leek soms ook meer een soort correctheid. 'Wat Frans is, is goed,' lijkt vaak het credo van de Fransman. Terwijl hun produkten, of ze nu groot zijn (auto's, vliegtuigen) of klein (gasbranders) natuurlijk inferieur zijn. Wie eenmaal een Coleman brander (Amerikaans) heeft gebruikt, beseft wat een knullige troep Campingaz (Frans) eigenlijk is. Fransen hebben graag voor ieder produkt een eigen Franse variant, terwijl vaak het Duitse, Japanse of Amerikaanse produkt gewoon beter is. En dat zijn natuurlijk gewoon de feiten.
Een uitzondering moet ik vanzelfsprekend maken voor de boulangerie. Wat een fijne zaak is dat. En in elk dorpje, hoe klein ook, is er één te vinden. Binnen kun je kiezen uit de heerlijkste soorten vers brood en ze zijn elke dag open, ook op zondag, Hemelvaartsdag en met de Pinksterdagen. Werkelijk een feest om er je dagelijks brood te kopen. Gelukkig is de tijd dat je alleen maar wit stokbrood kon kopen in Frankrijk, allang voorbij. Tegenwoordig tref je een grote keuze, van donkerbruin tot wit, en van Pain de Cereal tot Pain de Siegle, en weet ik hoe het allemaal heet. En dan het gebak! De chocolade-eclair, dat hemelse gebakje, stond vrijwel elke dag op ons menu.
Iets anders lekkers en typisch Frans is natuurlijk de foie gras. We hebben het een aantal keer gegeten, en wat was ook dat weer een feest. In Nederland is het spul politiek incorrect, maar in Frankrijk kun je het op iedere straathoek krijgen.
'De chocolade-eclair, een hemels gebakje'
Soms had ik in Frankrijk het idee terug te gaan in de tijd, naar een tijd 500 jaar geleden. Waar ik een paar jaar geleden in New York het idee had een soort tijdreis vooruit in de tijd te maken, had ik hier het omgekeerde. In New York voelde ik me in het centrum van de wereld, een internationale hoofdstad met honderden nationaliteiten en geuren en kleuren. Hier was het omgekeerd: terug naar de agrarische samenleving van
De integratie lijkt mij in Frankrijk wat beter gelukt dan hier in Rotterdam. Ik heb tijdens onze reis supermarkteigenaresses gezien met hoofddoekjes op, die je op vriendelijke wijze en in perfect Frans te woord staan. Ik heb dat in Rotterdam nog nooit gezien, daar leven die vrouwen aan de rand van de maatschappij en bezitten ze zeker geen winkels. Vriendelijk tegen een man zijn ze ook al niet. In Frankrijk kennelijk wel. Stieren
Enfin, hoe leuk en ontspannend de hele reis ook was, toch
gebeurde er halverwege ons fietsavontuur iets, dat mijn romantische ideeën over fietsvakanties voorgoed had
kunnen ondermijnen.
De dag begon nog goed: op een zonnige ochtend fietsten we opgewekt door Midden-Frankrijk, en passeerden een weide met stieren. Plotseling echter klonk een luid gekraak en gepiep: naast ons braken de drie stieren door hun prikkeldraadhek heen, en renden met ons mee. Waren ze mogelijk verschrikt door onze fietsen? Of door het roze/rode shirt van Aimée? Of was er nog iets anders aan de hand? Hoe het ook zij, wij fietsten op een weg die omhoog liep, en de stieren liepen in galop met ons mee, in het weiland ernaast. Gelukkig zat er nog wel een greppel tussen de weg en het weiland, maar helaas niet voor lang. Verderop hield de greppel op, en er kwam ook geen nieuw hek. Het weiland en de weg werden nu niet meer van elkaar gescheiden. We minderden vaart. Honderd meter verderop waren de stieren inmiddels de weg opgedraaid. Ze liepen het asfalt op, keerden zich om en posteerden zich dreigend tegenover ons, klaar om ons op de horens te nemen. Het leek ons zeer verstandig om te stoppen met fietsen en af te stappen. Er zat nog zo'n vijftig meter tussen ons en de stieren, die elke doorgang nu uiteraard versperden. ‘Eh, doe jij je shirt even uit,’ zei ik tegen Aimée, die letterlijk als rode lap fungeerde. Ze ontdeed zich snel van het shirt en had nu alleen nog een wit hemdje aan. De stieren bleven ons aanstaren. De snuivende kolossen hadden angstaanjagende horens op hun koppen.
‘Als we door zo'n beest aangevallen worden, maken we geen schijn van kans,’ zei ik. ‘We moeten dus afstand houden. Als ze onze kant op komen, draaien we de fietsen om en scheuren terug. De weg loopt naar beneden, dus dan hebben we zo een flinke vaart.’ Aimée zei niets, maar haar ogen stonden angstig. Er volgde een impasse. Noch wij, noch de stieren bewogen. Hoeven schraapten op het asfalt, groene vlaaien van opwinding spatten uiteen op de weg. Ineens liepen de stieren een stukje onze kant uit. Onze hartslag liep nog wat verder op en we deinsden voorzichtig naar achteren met de fietsen in de hand. Terwijl we achteruit liepen, naderde van achter ons, vanuit onze rijrichting, een auto. De stieren raakten in paniek en sloegen op hol, de andere kant op, weg van ons. Opluchting. We fietsten een piepklein stukje in hun richting. Ik stelde voor aan Aimée om de auto als schild te gaan gebruiken. De auto op het midden van de weg, wij links ervan, de stieren aan de rechterkant van de weg. Konden we mooi met de auto als buffer, langs de stieren heen. ‘Pak desnoods de auto beet,’ zei ik tegen Aimée, ‘ga er aan hangen.’ Maar helaas, de vrouw in de auto was nog banger dan wij, reed niet verder en bleef achter ons staan. Weer volgde een minutenlange impasse. Ik inventariseerde de ontsnappingsroutes, maar daar was ik snel mee klaar. Langs de weg liepen heggen en muurtjes, dus ontsnappen was langs die kant niet mogelijk, noch voor ons, noch voor de stieren. Er was gewoon geen uitweg mogelijk. We bleven - niet goed wetend wat te doen - op de fiets zitten. Eén voet aan de grond, klaar om indien nodig om te keren en weg te fietsen, zo hard we konden. De vraag: ‘fiets je een stier eruit met een bepakte fiets?’ had mij tot nu toe nog niet vaak uit de slaap gehouden, maar hij drong zich nu tamelijk nadrukkelijk op. Achter ons vormde zich een lange rij auto’s. Ook van de andere kant naderden intussen auto’s aan de achterzijde van de stieren, zodat de beesten zich steeds verder in het nauw gebracht zagen. Ze schoven langzaam, maar heel zeker op in onze richting, iedere keer een paar stappen. Dan stonden ze weer even stil. Sommige automobilisten achter ons werden zo ongeduldig, dat ze via de linkerweghelft langs de rij toeterend blik reden, waarna ze de oorzaak van de opstopping ontdekten en zich realiseerden in welke zeer onplezierige situatie ze zich hadden begeven. Omkeren was voor hen nu niet meer mogelijk, een paar duizend kilo stier op de auto krijgen wel. De stieren naderden ons steeds dichter. Voetje voor voetje bleven ze steeds iets opschuiven in onze richting. Na lange tijd wurmde een boer in een tractor zich door de lange rij auto’s achter ons. Een prof! flitste door me heen. Nu zou het snel voorbij zijn. Hij reed tot vlakbij de stieren, stapte uit en begon agressief tegen hen te schreeuwen. De dieren schrokken, en net op dat moment kwam er een knetterende motorfiets uit tegengestelde richting aan. De stieren zagen nu geen uitweg meer. Links stond een muur, rechts van de weg lag een villa met een keurig gazon, afgeschermd door heggetjes van een halve meter hoog. Plotseling gooiden de beesten hun kont in de lucht en schoten met een enorme paardensprong de heggetjes over, alledrie de tuin in, waar de bewoners tot voor kort op ligstoelen een boek hadden liggen lezen. Eén van de dieren belandde in een soort vijver, terwijl de anderen rondraasden in de tuin en jarenlange noeste tuinierarbeid om zeep hielpen. Nog nooit fietsten we zo snel een dorp door en weer uit, achterna gezeten door een stoet auto's die net zo snel wegwilden als wij, bang als ze waren voor een stier op de motorkap. Pas tien minuten later, hijgend en zwetend, schroefden we ons tempo weer terug naar toeristentempo. In het dorp zal ongetwijfeld nog lange tijd tumult zijn geweest. In plaats van voorgoed genezen te zijn van het fietsen, maakte ik mezelf wijs dat dit juist een vuurproef was van een zodanige zwaarte, dat we nu wel klaar waren voor een lange fietstocht. Hotel
'We kijken elkaar sprakeloos aan:
hier hebben wij gereserveerd?'
Dus Aimée belde het eerste hotel en kreeg een man aan de lijn. Ze vroeg of we een kamer voor vanavond konden reserveren. Ce soir? Oui oui ce soir. Dat bleek mogelijk. Om 7 uur 's avonds stonden we voor het hotel, dat echter pot- en potdicht bleek te zijn. Luiken voor de ramen en alles op slot. Nog vreemder: de entree, te bereiken via een trappetje, was totaal overwoekerd door onkruid, en de trap lag vol met omgewaaide en kapotgevallen bloempotten. Het leek erop dat het geheel al jaren in onbruik was. Alles was totaal verlaten, onder het stof, geen mens te bekennen. We keken elkaar sprakeloos aan: hier hadden wij toch gereserveerd?
Alles nog eens nagekeken. Ja, hier hadden we toch echt gereserveerd. Het adres klopte ook. We zijn vervolgens nog drie keer rond het hotel gelopen, maar nergens was een kiertje licht, een niet op slot zittende deur, of zelfs maar een geopend raam te vinden. Het gebouw was domweg totaal verlaten. Tot op de huidige dag is het ons een raadsel hoe het mogelijk is dat wij daar hebben kunnen reserveren. Wie hebben we dan gesproken? Enfin, gelukkig was er nog een hotel in het dorp, dus fluks, maar onzeker daar heen. Terwijl ik buiten bleef bij de fietsen, ging Aimée naar binnen. Even later kwam ze naar buiten in gezelschap van een zeer norse man, die een wit schort aan had met allemaal bloed erop. Een kok? Een slager? Een seriemoordenaar? Ik vroeg Aimée of deze man net soms enige hotelgasten die hij zat was, uit de weg had geruimd, waarop zij - de grap negerend - beteuterd zei: 'De fietsen mogen niet op de kamer, en het is nogal shabby binnen. Echt vriendelijk is deze man trouwens ook bepaald niet. Wat zullen we doen?' Ik stelde voor om de kamer te bekijken, want alle alternatieven die we hadden, spraken me nog minder aan. Dan maar een shabby hotel, voor mannen met bebloede schorten hoefden we vast geen angst te hebben, dit was natuurlijk gewoon een dorpsgek.
'de fietsen mogen niet op de kamer,
en het is nogal shabby binnen'
De kamer bleek bij nadere inspectie verrassend fris: een prima ogend bed, een schone badkamer, en een werkende tv. De fietsen mochten in een bij het hotel horend berghok gestald worden, waar we eerst 10.000 lege wijnflessen aan de kant moesten schuiven voor we erin konden, maar ach wat maakt dat uit. Kennelijk was de glasbak van het dorp al even buiten dienst. Terwijl we alles opruimden, sloeg de eigenaar van het hotel ons nukkig gade. Waar je in de Verenigde Staten soms het idee krijgt dat men al twee jaar lang louter en alleen op jouw komst heeft zitten wachten, en nu je er eenmaal bent in vreugde uitbarst, had ik hier het omgekeerde gevoel, namelijk het gevoel dat deze man al twee jaar tegen onze komst aan had zitten hikken. En nu, nu we op die vervloekte dag eindelijk waren aangekomen, zou hij het ons laten voelen ook: dat we verre van welkom waren.
Enfin, na een hete douche kon van uit eten geen sprake meer zijn, want we waren beiden totaal versleten na 109 kilometer pittige heuvels. En zo gebeurde het, dat ik - na wat brood en soep gegeten te hebben -, direct in een diepe slaap viel, waaruit ik pas de volgende morgen om acht uur ontwaakte. Bij het ontbijt werd ook duidelijk hoe de vork in de steel zat. De niet al te vrolijke hotelman, ook hier weer in de hoofdrol, bleek namelijk alle taken in het etablissement in zich te verenigen: hij was barman, receptionist, ober en kok tegelijk. Hij had het dus een beetje druk. En er was gisteravond een groot feest, waarbij hij er schijnbaar ook alleen voor had gestaan. Dus toen had hij het helemaal idioot druk. En toen kwamen er tijdens de voorbereidingen voor het diner, ook nog twee Nederlandse fietstoeristen om een kamer vragen.
In de rust van de mooie zondagochtend was hij stukken vriendelijker, alhoewel nog steeds niet bepaald het zonnetje in huis. Het ontbijt van een reuzecroissant, een reuze chocoladecroissant en cafe latte was echter erg lekker en zo verlieten we toch tevreden dit hotel. Hotel des Voyageurs in Port sur Saone, onthoud die naam.
Afstanden en kosten
Luxemburg
Luxemburg oogt rijk, met grote huizen en grote auto's. Het doet soms wat Monagaskisch aan, met blondines in cabrio's, en overal bouwprojecten. De 'Groene Route' voert hier soms langs de snelweg!
'een piepklein landje,
waar je zelfs op de fiets zo doorheen bent'
Goed, de Luxemburger komt in het verkeer meestal nogal geagiteerd over, maar heeft zo te zien wel alles: een groot en kleurrijk huis, een dikke auto, een rumoerige grasmaaier (iedereen!), veel geld en een schoon, aangeharkt landje. De Luxemburger moet wel een gelukkig mens zijn. De taal is onduidelijk. Het is een piepklein staatje, waar je zelfs op de fiets zo doorheen bent, maar je kunt er met vier talen terecht: Duits, Frans, Nederlands en Luxemburgs, een soort verminkt Duits. Op alle talen reageren ze. In winkels bijvoorbeeld of op campings kun je met Nederlands prima uit de voeten. We zijn weer bijna thuis dus! Maar nee, want eerst:
Begrijp me goed: de Ardennen zijn prachtig. Het gebied lijkt mij toeristisch gezien een 'sleeping giant'. Zoveel mogelijkheden, zo weinig uitgebuit. Prachtige bergen, heerlijke natuur maar ondernemers zijn er niet en campings zoek je met een loep. We hebben er twee gehad, eentje
De camping in Sart was theater / komedie in zijn zuiverste vorm.
Daarom kom ik nu met een advies: als je een camping-museum wilt zien: ga naar Sart. Zowel beheerder (hij heet Jacky) als het sanitair zijn zo'n 200 jaar oud. De tennisbaan schat ik op 250 jaar oud, waarvan de laatste 100 jaar ongebruikt. Zo'n zwartgrijze asfalten tennisbaan waar de boomwortels allemaal hobbels en scheuren in hebben gemaakt. Uiteraard geen net in het midden. Veel tennisplezier gewenst.
Bijzonder was trouwens ook het zwembad: in het groezelige groene water zwommen vissen, wat in ieder geval mijn aandrang tot een duik aanmerkelijk inperkte. Ook het sanitair was zonder meer van museale kwaliteit: voor het laatst vervangen in 1850, en voor het laatst schoongemaakt in 1870 schat ik. Het deed meer denken aan een herbarium met insectenverzameling. Nu komt de klapper: wij vroegen Jacky of wij twee terrasstoelen mochten neerzetten bij onze tent. Er was toch niemand op het door distels overwoekerde terras, waar die stoelen stonden te wachten op gasten. Maar nee, dat mocht niet, want dan ging 'het gras stuk.' Hij bedoelde hiermee dat het tentenveldje, waar wij als enigen stonden, en dat volledig was omgeploegd door mollen, beschadigd zou raken. Wat aan dat lamentabele stukje gras nog verder stuk zou kunnen gaan, kon verder niemand me vertellen.
'met de natuur in Wallonië is echt niets mis'
Goed, we hadden wel het tentenveld helemaal voor ons zelf, en we hadden uitzicht op de weilanden, de koeien en de paarden. En overal heerste heerlijke stilte. Het was eigenlijk best mooie natuur. Nee, met de natuur in Wallonië is echt niets mis, maar met de mensen wel. Het is middeleeuws, armoedig en stuurs, met de petten over het hoofd. Het is regenachtig, stug en boers. Het is het land van Dutroux.
Op het hele traject in Wallonië kwamen we welgeteld één winkel tegen, een bakkertje om precies te zijn, en dat was tussen Spa en Maastricht. Ja, dan zit je bijna weer in Nederland. Gelukkig had ik al zo'n vermoeden, en in Luxemburg had ik overdreven veel eten gekocht. Toen we België uitreden, was alles op.
Oh ja, bijna vergeten, tijdens de vakantie heb ik het boek 'Een Frans leven' van Jean Paul Dubois gelezen. Ik vond het een aanrader: goed geschreven, een fluwelen stijl en een mooi verhaal. Voor de liefhebber.
Gijs
Rotterdam
Mei 2008
|
